Herdenking Kruisdood van Jezus.

Lectoren: Ds. Pieterjan de Buck, Sieta Kampen, Alita Doornbos, Petrus Hollenga.

Organist: Geert Meendering.

Liturgie

GOEDE VRIJDAG

De liturgie op deze tweede dag van Pasen, Goede Vrijdag, is ingetogen: we beginnen de dienst in stilte binnen en verlaten de kerk ook in stilte, en tijdens de dienst wordt de Paaskaars gedoofd. Vandaag gedenken we immers het lijden en sterven van Jezus, onze Heer.

orgelspel

we worden stil

de Paaskaars wordt aangestoken

zingen: lied 559 (voorzang: 1 en 2; allen: 3 en 4)

  1. Gij die al onze schuld

in uw vergeving draagt,

wees onze vrede, o

Jezus, voor eeuwig.

  1. Gij die met levensbrood

door tijd en ruimte gaat,

geef alle dagen, o

Christus, dit brood ons.

  1. Gij die ver voor ons uit

in deze wereld zijt,

zend ons met vrede en brood,

Heer, tot de mensen.

lezing uit het Oude Testament: Klaagliederen 3:17–41

17Mijn leven is verstoken van vrede, geluk is mij vreemd geworden.

18Steeds denk ik: Verdwenen is mijn glans, vervlogen mijn hoop op de HEER.

19Gedenk mijn nood en mijn zwervend bestaan, de alsem en het gif.

20Telkens als ik mijn lot overdenk, ben ik diep terneergeslagen.

21Toch geef ik de hoop niet op, want hieraan houd ik vast:

22De HEER bewijst zijn liefde: wij zijn nog in leven! Zijn ontferming kent geen einde.

23Elke morgen schenkt Hij nieuwe weldaden. – Veelvuldig blijkt uw trouw!

24Ik besef: mijn enig bezit is de HEER, al mijn hoop is op Hem gevestigd.

25Goed is de HEER voor wie Hem zoekt en zich op Hem verlaat.

26Goed is het geduldig te hopen op de HEER die redding brengt.

27Goed is het als een mens zijn juk draagt in zijn jeugd.

28Laat hij neerzitten, eenzaam en geduldig, als het hem wordt opgelegd.

29Laat hij zich neerwerpen en stof likken, misschien is er hoop.

30Laat hij zijn wang bieden aan wie hem slaat, laat hij verzadigd raken van hoon.

31Want de Heer verwerpt niet voor eeuwig.

32Als Hij leed berokkent, ontfermt Hij zich ook, zo groot is zijn liefde;

33slechts met tegenzin brengt Hij leed en rampspoed over de mensen.

34Dat men overal op aarde gevangenen vertrapt,

35dat men iemands rechten schendt onder de ogen van de Allerhoogste,

36dat men een mens een eerlijk vonnis onthoudt – zou de Heer het niet zien?

37Wie is het die spreekt en het is er? Zou de Heer het niet zijn die gebiedt?

38Komt uit de mond van de Allerhoogste niet goed zowel als kwaad?

39Wat klaagt een mens zolang hij nog leeft? Laat hij klagen over zijn zonden!

40Laten we ons leven onderzoeken en doorvorsen, laten we terugkeren naar de HEER,

41laten we met onze handen ook ons hart opheffen tot God in de hemel.

zingen: lied 587: 1 en 2

  1. Eén mens moet sterven om een volk te redden.

Door uw gehoorzaam lijden kan ik verder,

warm ik mij aan uw liefde die niet loochent.

Open mijn ogen.

  • Afwisselend luisteren we naar de lezing uit het Evangelie van Johannes en muziek uit de Johannes-Passion van Bach. Het is dit jaar 300 jaar geleden dat de Johannes Passion voor het eerst werd uitgevoerd.

Johannes 18:1-14 Verraad en gevangenneming

1Nadat Jezus dit alles gezegd had, ging Hij met zijn leerlingen naar de overkant van de Kidron. Daar liep Hij een tuin in, met zijn leerlingen. 2Judas, die Hem zou uitleveren, kende deze plek ook, want Jezus was er vaak met zijn leerlingen samengekomen. 3Judas ging ernaartoe, samen met de cohort soldaten en een aantal dienaren van de hogepriesters en de farizeeën. Ze waren gewapend en droegen fakkels en lantaarns. 4Jezus wist precies wat er met Hem zou gebeuren. Hij liep naar hen toe en vroeg: ‘Wie zoeken jullie?’ 5Ze antwoordden: ‘Jezus van Nazaret.’ ‘Ik ben het,’ zei Jezus, terwijl Judas, die Hem kwam uitleveren, erbij stond. 6Toen Hij zei: ‘Ik ben het,’ deinsden ze achteruit en vielen op de grond. 7Weer vroeg Jezus: ‘Wie zoeken jullie?’ en weer zeiden ze: ‘Jezus van Nazaret.’ 8‘Ik heb jullie al gezegd: “Ik ben het,”’ zei Jezus. ‘Als jullie Mij zoeken, laat deze mensen dan gaan.’ 9Zo moest zijn uitspraak in vervulling gaan: ‘Geen van hen die U Mij gegeven hebt, heb Ik verloren laten gaan.’ 10Daarop trok Simon Petrus het zwaard dat hij bij zich had, haalde uit naar de knecht van de hogepriester en sloeg hem zijn rechteroor af; Malchus heette die knecht. 11Maar Jezus zei tegen Petrus: ‘Steek je zwaard in de schede. Zou Ik de beker die de Vader Mij gegeven heeft niet drinken?’

12De soldaten met hun tribuun en de Joodse gerechtsdienaars grepen Jezus en boeiden Hem. 13Ze brachten Hem eerst naar Annas, de schoonvader van Kajafas. Kajafas was dat jaar hogepriester, 14en hij was het die de Joden had voorgehouden: ‘Het is goed dat één mens sterft voor het hele volk.’

muziek: Rezitativ und Choral “O grosse Lieb”

Vertaling; Oh grote liefde, liefde zonder grenzen, Die je naar deze lijdensweg heeft gebracht! Ik leefde in vreugde met de wereld, En jij moet lijden.

lezing: Johannes 18:15-27

15Simon Petrus kwam met een andere leerling achter Jezus aan. Deze andere leerling kende de hogepriester en ging met Jezus het paleis van de hogepriester in, 16maar Petrus bleef buiten bij de poort staan. Daarop kwam de andere leerling, de kennis van de hogepriester, weer naar buiten; hij sprak met de portierster en nam Petrus mee naar binnen. 17Het meisje sprak Petrus aan: ‘Ben jij soms ook een leerling van die man?’ ‘Nee, ik niet,’ zei hij. 18De knechten en de gerechtsdienaars stonden zich te warmen bij een vuur dat ze hadden aangelegd omdat het koud was; ook Petrus ging zich erbij staan warmen.

19De hogepriester ondervroeg Jezus over zijn leerlingen en over zijn leer. 20Jezus zei: ‘Ik heb in het openbaar tot de wereld gesproken. Ik heb steeds onderricht gegeven op plaatsen waar de Joden bij elkaar komen, in synagogen en in de tempel, en nooit heb Ik iets in het geheim gezegd. 21Waarom ondervraagt u Mij? Vraag het toch aan de mensen die Mij gehoord hebben, zij weten wat Ik gezegd heb.’ 22Toen Jezus dat zei, gaf een van de dienaren die erbij stonden Hem een klap in het gezicht: ‘Is dat een manier om de hogepriester te antwoorden?’ 23Jezus zei: ‘Als Ik iets verkeerds gezegd heb, zeg dan wat er verkeerd was, maar als het juist is wat Ik heb gezegd, waarom slaat u Me dan?’ 24Daarna stuurde Annas Hem geboeid naar Kajafas, de hogepriester.

25Simon Petrus stond zich intussen nog steeds te warmen. ‘Ben jij soms ook een leerling van Hem?’ vroegen ze. ‘Nee,’ ontkende Petrus, ‘ik niet.’ 26Maar een van de knechten van de hogepriester, een familielid van de man van wie Petrus het oor had afgeslagen, zei: ‘Maar ik heb toch gezien dat je in die tuin bij Hem was?’ 27Weer ontkende Petrus, en meteen kraaide er een haan.

muziek: Aria “Ach, mein sinn” und Choral “Petrus, der nicht denkt zurück”

Vertaling: Oh, mijn geest, Jammer genoeg, mijn geweten, Waar wil je uiteindelijk naartoe, Waar zal je uiteindelijk vluchten, verstoppen. Waar kan ik troost vinden? Blijf ik hier, of verlang ik naar bergen en heuvels achter mijn rug? In de wereld is er echt geen oplossing, En in mijn hart blijft de pijn van mijn fout, omdat ik mijn principes heb verloochend.

lezing: Johannes 18:28 – 19:1 Verhoor en geseling

28Jezus werd van Kajafas naar het pretorium gebracht. Het was nog vroeg in de morgen. Zelf gingen ze niet naar binnen, anders zouden ze zich verontreinigen en niet aan het pesachmaal kunnen deelnemen. 29Daarom kwam Pilatus naar buiten. ‘Waarvan beschuldigt u deze man?’ vroeg hij. 30Ze antwoordden: ‘Als Hij geen misdaden had gepleegd, zouden we Hem niet aan u uitgeleverd hebben.’ 31Pilatus zei: ‘Neem Hem dan mee, en veroordeel Hem volgens uw eigen wet.’ Maar de Joden wierpen tegen: ‘Wij hebben het recht niet om iemand ter dood te brengen.’ 32Zo moest de uitspraak van Jezus in vervulling gaan waarin Hij aanduidde welke dood Hij zou sterven.

33Pilatus ging het pretorium weer in. Hij liet Jezus bij zich komen en vroeg Hem: ‘Bent U de koning van de Joden?’ 34Jezus antwoordde: ‘Vraagt u dit uit uzelf of hebben anderen dit over Mij gezegd?’ 35‘Ik ben toch geen Jood,’ antwoordde Pilatus. ‘Uw volk en uw hogepriesters hebben U aan mij uitgeleverd – wat hebt U gedaan?’ 36Jezus antwoordde: ‘Mijn koningschap hoort niet bij deze wereld. Als mijn koningschap bij deze wereld hoorde, zouden mijn dienaren wel gevochten hebben om te voorkomen dat Ik aan de Joden werd uitgeleverd. Maar mijn koninkrijk is niet van hier.’ 37Pilatus zei: ‘U bent dus koning?’ ‘U zegt dat Ik koning ben,’ zei Jezus. ‘Ik ben geboren en naar de wereld gekomen om van de waarheid te getuigen, en ieder die de waarheid is toegedaan, luistert naar wat Ik zeg.’ 38Hierop zei Pilatus: ‘Maar wat is waarheid?’

Na deze woorden ging hij weer naar de Joden buiten. ‘Ik heb geen schuld in Hem gevonden,’ zei hij. 39‘Maar het is bij u gebruikelijk dat ik met Pesach iemand vrijlaat – wilt u dat ik de koning van de Joden vrijlaat?’ 40Toen begon iedereen te schreeuwen: ‘Hem niet, maar Barabbas!’ Barabbas was een misdadiger. 1Toen liet Pilatus Jezus geselen.

muziek: Choral “Ach grosser König”

Vertaling: Oh grote Koning, machtig door alle tijden, hoe kan ik deze trouw voldoende uiten? Geen mensenhart kan bedenken wat ik jou zou kunnen geven. Met mijn beperkte middelen kan ik niet eens in de buurt komen van jouw grenzeloze genade. Hoe kan ik jouw liefdevolle daden ooit terugbetalen?”

lezing: Johannes 19: 2-22 Veroordeling en kruisiging

2De soldaten vlochten een kroon van doorntakken, zetten die op zijn hoofd en deden Hem een purperen mantel aan. 3Ze liepen naar Hem toe en zeiden: ‘Gegroet, koning van de Joden!’, en ze sloegen Hem in het gezicht. 4Pilatus ging weer naar buiten en zei: ‘Ik zal Hem hier buiten aan u tonen om u duidelijk te maken dat ik geen enkel bewijs van zijn schuld heb gevonden.’ 5Daarop kwam Jezus naar buiten, met de doornenkroon op en de purperen mantel aan. ‘Hier is Hij, die mens,’ zei Pilatus. 6Maar toen de hogepriesters en de gerechtsdienaars Hem zagen begonnen ze te schreeuwen: ‘Kruisig Hem, kruisig Hem!’ Toen zei Pilatus: ‘Neem Hem dan mee en kruisig Hem zelf, want ik zie niet waaraan Hij schuldig is.’ 7De Joden zeiden: ‘Wij hebben een wet die zegt dat Hij moet sterven, omdat Hij zich de Zoon van God heeft genoemd.’ 8Toen Pilatus dit hoorde, schrok hij hevig. 9Hij ging het pretorium weer in en vroeg aan Jezus: ‘Waar komt U vandaan?’ Maar Jezus gaf geen antwoord. 10‘Waarom zegt U niets tegen mij?’ vroeg Pilatus. ‘Weet U dan niet dat ik de macht heb om U vrij te laten of U te kruisigen?’ 11Jezus antwoordde: ‘De enige macht die u over Mij hebt, is u van boven gegeven. Daarom draagt degene die Mij aan u uitgeleverd heeft de meeste schuld.’ 12Vanaf dat moment wilde Pilatus Hem vrijlaten. Maar de Joden riepen: ‘Als u die man vrijlaat bent u geen vriend van de keizer, want iedereen die zichzelf tot koning uitroept pleegt verzet tegen de keizer.’ 13Toen Pilatus dit hoorde, liet hij Jezus naar buiten brengen. Zelf nam hij plaats op de rechterstoel op het zogeheten Mozaïekterras, in het Hebreeuws Gabbata. 14Het was rond het middaguur op de voorbereidingsdag van Pesach. Pilatus zei tegen de Joden: ‘Hier is Hij, uw koning.’ 15Meteen schreeuwden ze: ‘Weg met Hem, weg met Hem, aan het kruis met Hem!’ Pilatus vroeg: ‘Moet ik uw koning kruisigen?’ Maar de hogepriesters antwoordden: ‘Wij hebben geen andere koning dan de keizer!’ 16Toen droeg Pilatus Hem aan hen over om Hem te laten kruisigen.

Jezus werd weggevoerd; 17Hij droeg zelf het kruis naar de zogeheten Schedelplaats, in het Hebreeuws Golgota. 18Daar kruisigden ze Hem, met twee anderen, aan weerskanten één, en Jezus in het midden. 19Pilatus had een inscriptie laten maken die op het kruis bevestigd werd. Er stond op: ‘Jezus van Nazaret, koning van de Joden’. 20Het stond er in het Hebreeuws, het Latijn en het Grieks, en omdat de plek waar Jezus gekruisigd werd dicht bij de stad lag, werd deze inscriptie door veel Joden gelezen. 21De hogepriesters van de Joden zeiden tegen Pilatus: ‘U moet niet “koning van de Joden” schrijven, maar “Deze man heeft beweerd: Ik ben de koning van de Joden”.’ 22‘Wat ik geschreven heb, dat heb ik geschreven,’ was het antwoord van Pilatus.

muziek: Choral “In meines Herzens Grunde”

Vertaling: “In de diepste kern van mijn hart, schitteren jouw naam en kruis altijd, daar kan ik altijd blij van worden. Verschijn in mijn gedachten als troost in mijn moeilijke tijden, hoe jij, Heer Christus, zo genadig tot de dood hebt gebloed!”

lezing: Johannes 19: 23-30 Jezus’ dood

23Nadat ze Jezus gekruisigd hadden, verdeelden de soldaten zijn kleren in vieren, voor iedere soldaat een deel. Maar zijn onderkleed was in één stuk geweven, van boven tot beneden. 24Ze zeiden tegen elkaar: ‘Laten we het niet scheuren, maar laten we loten wie het hebben mag.’ Zo moest in vervulling gaan wat de Schrift zegt: ‘Ze verdeelden mijn kleren onder elkaar en wierpen het lot om mijn gewaad.’ Dat is wat de soldaten deden.

25Bij het kruis van Jezus stonden zijn moeder en haar zus, en Maria, de vrouw van Klopas, en Maria van Magdala. 26Toen Jezus zijn moeder zag staan, en bij haar de leerling van wie Hij veel hield, zei Hij tegen zijn moeder: ‘Vrouw, dat is uw zoon,’ 27en daarna tegen de leerling: ‘Dat is je moeder.’ Vanaf dat moment nam die leerling haar bij zich in huis.


28Toen wist Jezus dat alles was volbracht, en om de Schrift geheel in vervulling te laten gaan zei Hij: ‘Ik heb dorst.’ 29Er stond daar een vat water met azijn; ze doopten er een spons in en brachten die, gestoken op een majoraantak, naar zijn mond. 30Nadat Jezus ervan gedronken had zei Hij: ‘Het is volbracht.’ Hij boog zijn hoofd en gaf de geest.

muziek: Aria “Er neigt das Haupt“

Vertaling: ” Hij buigt het hoofd en sterft.”

de Paaskaars wordt gedoofd,

gevolgd door een moment van stilte


lezing: Johannes 19:31-42 Graflegging

31Het was voorbereidingsdag, en de Joden wilden voorkomen dat de lichamen op sabbat, en nog wel een bijzondere sabbat, aan het kruis zouden blijven hangen. Daarom vroegen ze Pilatus of de benen van de gekruisigden gebroken mochten worden en of ze de lichamen mochten meenemen. 32Toen braken de soldaten de benen van de eerste die tegelijk met Jezus gekruisigd was, en ook die van de ander. 33Vervolgens kwamen ze bij Jezus, maar ze zagen dat Hij al gestorven was. Daarom braken ze zijn benen niet. 34Maar een van de soldaten stak een lans in zijn zij en meteen vloeide er bloed en water uit. 35Hiervan getuigt iemand die het zelf heeft gezien, en zijn getuigenis is betrouwbaar. Hij weet dat hij de waarheid spreekt en wil dat ook u gelooft. 36Dit gebeurde omdat de Schrift in vervulling moest gaan: ‘Geen van zijn beenderen zal verbrijzeld worden.’ 37Een andere schrifttekst zegt: ‘Ze zullen hun blik richten op Hem die ze hebben doorstoken.’

38Na deze gebeurtenissen vroeg Josef van Arimatea – die een leerling van Jezus was, maar uit angst voor de Joden in het geheim – aan Pilatus of hij het lichaam van Jezus mocht meenemen. Pilatus gaf toestemming en Josef nam het lichaam mee. 39Nikodemus, die destijds ’s nachts naar Jezus toe gegaan was, kwam ook; hij had een mengsel van mirre en aloë bij zich, wel honderd litra. 40Ze wikkelden Jezus’ lichaam met de balsem in linnen, zoals gebruikelijk is bij een Joodse begrafenis. 41Bij de plaats waar Jezus gekruisigd was lag een tuin, en daar was een nieuw graf, waarin nog nooit iemand begraven was. 42Omdat het voor de Joden voorbereidingsdag was en dat graf dichtbij was, legden ze Jezus daarin.

muziek: Chorus “Ruht Wohl”

Vertaling: “Rust zacht, rust zacht, waar ik nu niet verder om rouw, rust zacht, en breng mij ook tot rust! Het graf, dat voor jullie is bestemd en geen verdere moeilijkheden kent, opent de hemel voor mij en sluit de hel buiten.”

zingen: lied 590: 1, 2, 3 en 4 (staande)

  1. De wereld gaf

Hem slechts een graf,

zijn wonen was Hem zwerven;

al zijn onschuld werd Hem straf

en zijn leven sterven.

  1. Hoe slaapt Gij nu,

die men zo ruw

aan ’t kruishout heeft gehangen.

Starre rotsen houden U,

rots des heils, gevangen.

  1. ’t Is goed, o Heer,

Gij hoeft de eer

van God niet meer te staven.

Leggen wij ons bij U neer,

in uw dood begraven.


in stilte verlaten we de kerk